Ik ben geen God, ik ben geen leider. Noch ben ik een leraar of guru. Laat me slechts vooruit lopen om de stenen van het pad te rapen. Gun me God te vinden, zodat ik je God kan wijzen. Laat me vooruit lopen, wees niet bang, ik kom terug. Laat me de weg effenen door deze dorre woestijn, waar de vruchteloze grond haar skelet aftekent. Vrees niet om mijn wonden, ze helen met de tijd. Ik heb de kracht gekregen, mijn innerlijke kompas dat me de weg wijst terug naar het huis.
Ik ben geen God, ik ben geen leider. Laat me je tonen welke weg te gaan zodat je niet hoeft te struikelen. Zodat je niet de kleerscheuren hoeft te verbergen die je naakt laten. Laat me je dragen waar je voeten je niet meer kunnen houden. Geef me je vertrouwen, opdat ik je dichter bij het licht wil brengen. Accepteer de pijn, want samen zullen we haar huilen. Onze tranen geven de aarde haar water en het zout. Samen gaan we verder.
Ik word geleid, dichter tot God te komen. In God op te gaan en niet meer te herrijzen. Mijn lichaam heeft me gediend, de littekens zijn tekenend voor de weg die ik afgegaan ben. Maar in vrijheid wacht mijn lot. De eenwording, samen met elkaar. Ik zal leiden waar nodig, lijden waar het moet. Maar ik vrees niet langer de weg, ik ben al zo dichtbij nu.